18117 |
wrat |
wrattel:
vrattel (Q098p Schimmert)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
vrei:
vriè (Q098p Schimmert),
wreef:
wreef (Q098p Schimmert)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
zitten te monken:
zitte te monke (Q098p Schimmert)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrieve (Q098p Schimmert),
vrīēve (Q098p Schimmert),
vrīēvə (Q098p Schimmert)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
fringe (Q098p Schimmert),
vringe (Q098p Schimmert),
vringə (Q098p Schimmert)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroetelen:
vreutele (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
vreutələ (Q098p Schimmert),
vrĕŭtele (Q098p Schimmert),
vrø̄tǝlǝ (Q098p Schimmert)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)]
I-12, III-1-2
|
21903 |
wrokken |
wringen:
⁄t wringd (Q098p Schimmert),
wrokken:
wrôkke (Q098p Schimmert)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18976 |
wulps |
wulps:
zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig
wulps (Q098p Schimmert)
|
wellustig, vervuld van sterk zinnelijk genoegen [wulps, wuft, wups, vet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18995 |
wulps persoon |
hete, een -:
zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig
ênne hêête (Q098p Schimmert)
|
wellustig, vervuld van sterk zinnelijk genoegen [wulps, wuft, wups, vet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20037 |
yucca (yucca flaccida haw.) |
yucca:
joeka (Q098p Schimmert)
|
Yucca (yucca filamentosa). Planten met prachtige, witte, klokvormige, hangende bloemen in grote pluimen. De stengel is gegroefd en heeft brede lintvormige bladeren met aan de randen lange vezels (adaamsnaald, jukka). [N 92 (1982)]
III-2-1
|