21772 |
zich aanstellen |
onnozel (bn.):
onneuzel (Q098p Schimmert)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
18804 |
zich bedenken |
zich bedenken:
zich bedĭnke (Q098p Schimmert),
zich nog ins bedinke (Q098p Schimmert)
|
van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemeue (Q098p Schimmert)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
struikelen:
struikelen (Q098p Schimmert)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|
19004 |
zich gedragen |
zich voegen:
zich veuge (Q098p Schimmert),
zich vĕŭge (Q098p Schimmert)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
get veil hebben:
gèt veil húbbe (Q098p Schimmert),
kaklui:
kaklūū (Q098p Schimmert),
kakman:
kakmàn (Q098p Schimmert),
veil hebben:
veil höbbe (Q098p Schimmert),
verwaand zijn:
verwaand zin (Q098p Schimmert)
|
bekakt praten [N 102 (1998)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
inbeelden, zich (Q098p Schimmert)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
zich kwaad maken:
zich kaot make (Q098p Schimmert),
zich opruien:
zich opruije (Q098p Schimmert)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
aangeven:
gōān aangève (Q098p Schimmert)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
zich vree melken:
(de koe) mɛlk zex vrɛi̯j (Q098p Schimmert)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|