e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich niet lekker voelen zich krank voelen: krânk vĕŭle (Schimmert), zich niet goed voelen: neet good veulə (Schimmert), nēēt gōōt vĕŭle (Schimmert), zich neet good veule (Schimmert), zich niet lekker voelen: neet lekker veule (Schimmert) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) ombruien: ombrȳi̯ǝ (Schimmert), (zich) wentelen: wenšǝlǝ (Schimmert) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich schamen zich generen: zich genere (Schimmert), zich genĕĕre (Schimmert) zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)] III-1-4
zich schuren zich schuren: zex šūrǝ (Schimmert) Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7] I-12
zich vergissen abuis zijn: abuis zeen (Schimmert), mis hebben: mis hŭbbe (Schimmert) het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich verslikken verslikken: vərsjlikkə (Schimmert) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3
zich vervelen lastig zijn: lèstig zin (Schimmert), vervelen: vervĕĕle (Schimmert), zich vervelen: zich vervèle (Schimmert) de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich verwonderen verbaasd zijn: verbāās zin (Schimmert), verwonderd zijn: verwonderd zin (Schimmert), verwonderen: verwŭndere (Schimmert), wonder geven: wonder gève (Schimmert) verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich warm aankleden indoffen: indôffe (Schimmert), warm kleden: zich wèrm kleije (Schimmert) zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)] III-1-3
zich zeer slecht gedragen de beest uithangen: de bès out hange (Schimmert), zich beestig gedragen: zich bèstig gedrage (Schimmert) zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)] III-1-4