17974 |
zich niet lekker voelen |
zich krank voelen:
krânk vĕŭle (Q098p Schimmert),
zich niet goed voelen:
neet good veulə (Q098p Schimmert),
nēēt gōōt vĕŭle (Q098p Schimmert),
zich neet good veule (Q098p Schimmert),
zich niet lekker voelen:
neet lekker veule (Q098p Schimmert)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) ombruien:
ombrȳi̯ǝ (Q098p Schimmert),
(zich) wentelen:
wenšǝlǝ (Q098p Schimmert)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
zich genere (Q098p Schimmert),
zich genĕĕre (Q098p Schimmert)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34339 |
zich schuren |
zich schuren:
zex šūrǝ (Q098p Schimmert)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
19247 |
zich vergissen |
abuis zijn:
abuis zeen (Q098p Schimmert),
mis hebben:
mis hŭbbe (Q098p Schimmert)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20496 |
zich verslikken |
verslikken:
vərsjlikkə (Q098p Schimmert)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18819 |
zich vervelen |
lastig zijn:
lèstig zin (Q098p Schimmert),
vervelen:
vervĕĕle (Q098p Schimmert),
zich vervelen:
zich vervèle (Q098p Schimmert)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
verbaasd zijn:
verbāās zin (Q098p Schimmert),
verwonderd zijn:
verwonderd zin (Q098p Schimmert),
verwonderen:
verwŭndere (Q098p Schimmert),
wonder geven:
wonder gève (Q098p Schimmert)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
indoffen:
indôffe (Q098p Schimmert),
warm kleden:
zich wèrm kleije (Q098p Schimmert)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19257 |
zich zeer slecht gedragen |
de beest uithangen:
de bès out hange (Q098p Schimmert),
zich beestig gedragen:
zich bèstig gedrage (Q098p Schimmert)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|