21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
Opm. in tegenstelling met papieren geld.
zilver geld (Q098p Schimmert)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24758 |
zilverschoon |
zilverkruid:
zilver kroet (Q098p Schimmert),
WLD
zílver-krōēt (Q098p Schimmert)
|
Zilverschoon (potentilla anserina 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn kruipend, met lange wortelende uitlopers; de bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn gezaagd en aan de onderkant wit zijdeachtig behaard; de bloemen groeien afzonderlijk, zijn [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24401 |
zilvervisje |
boekenworm:
bookewurm (Q098p Schimmert),
zilvervisje:
zilvervisje (Q098p Schimmert)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
18816 |
zin (lust) |
goede aard:
gōōjen-áárd (Q098p Schimmert),
zin:
zin (Q098p Schimmert)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20166 |
zindelijk |
droog:
⁄t is drêûg (Q098p Schimmert),
zuiver:
zuuver zin (Q098p Schimmert)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
fluiten:
fluite (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
slaan:
schlaon (Q098p Schimmert),
sjloan (Q098p Schimmert),
slaon (Q098p Schimmert)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
23502 |
zingende mis |
zangmis:
zângmès (Q098p Schimmert)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20039 |
zinnia (zinnia elegans jacq.) |
boerinnetje:
boerineke (Q098p Schimmert),
zinnia:
sinia (Q098p Schimmert)
|
Zinnia (zinnia elegans). Gave, ongesteelde bladeren met kromme nerven. De bloemstelen zijn aan hun top opgezwollen. De bloemkorfjes zijn gevuld of enkel, met zeer brede lintbloemen van allerlei kleur (zinnia, zonneke, boerinnek, trapdeslevens). [N 73 (1975)], [N 92 (1982)]
III-2-1
|
17827 |
zitten |
zitten:
zitte (Q098p Schimmert)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
baom (Q098p Schimmert),
baom van de brook (Q098p Schimmert),
kont:
kont (Q098p Schimmert)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|