id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23765 | zon- en feestdagen | laagdagen: lèēg-dāāg (Schimmert) | Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)] III-3-3 |
23933 | zondag | dag des heren: daag des hieère (Schimmert), zondag: zöndig (Schimmert) | De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23934 | zondag houden | zondag vieren: zöndig vēēre (Schimmert) | De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23534 | zondagmissaal | missaal: missaal (Schimmert) | Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23935 | zondagschender | zondagsschender: zŏndig schemer (Schimmert) | Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)] III-3-3 |
18670 | zondagse kleren | `s zondagse kleren: sondesse kleijer (Schimmert), `s zondagskleren: sondeskleier (Schimmert) | zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18328 | zondagse schort | `s zondagse scholk: sóndese-scholk (Schimmert), goede scholk: gowe sjolk (Schimmert), zondagse scholk: zondese sjolk (Schimmert) | schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3 |
23339 | zonde | zonde: zieng (Schimmert), zung (Schimmert) | Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] || zonde [SGV (1914)] III-3-3 |
23340 | zonden | zonden: zung (Schimmert) | zonden (mv.) [SGV (1914)] III-3-3 |
18890 | zonder opzet | buiten beschouw: bŏĕte beschôûw (Schimmert), zonder opzet: zonder opsèt (Schimmert) | zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)] III-1-4 |