e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

Gevonden: 6515

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
absolutie absolutie (<fr.): abselutie (Schimmert) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: euverschte (Schimmert) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
accijns accijns (<lat.): accijns (Schimmert, ... ) de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)] III-3-1
achtel, maat van 12,5 liter achtel: âchtel (Schimmert), grote tob: eine grote top (Schimmert) de maat die een inhoud aangeeft van 12,5 liter [achtel] [N 91 (1982)] III-4-4
achterblijver kreupel (zelfst. nmw.): krøpǝl (Schimmert) Big die achterblijft in groei. [N 76, 49] I-12
achterdocht achterdenken: achterdinke (Schimmert) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4
achterdochtig achterdochtig: achterdochtig (Schimmert), achterdôchtig (Schimmert) een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)] III-1-4
achtergebleven hooi harken bijeenreken: bięi̯nrē̜kǝ (Schimmert), reken: rękǝ (Schimmert) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Schimmert) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterwerk: axtǝrwɛrǝk (Schimmert) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9