19859 |
de tafel dekken |
de tafel gereedmaken:
də taofel gereid mààkə (Q098p Schimmert),
de tafel vaardigmaken:
de tŏfel vèèreg màke (Q098p Schimmert),
dekken:
déəkə (Q098p Schimmert),
dêkke (Q098p Schimmert)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
24037 |
de toog aankrijgen: toga |
toog (<lat.):
den toog (Q098p Schimmert)
|
De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19640 |
de was blauwen |
(het) lijnwaad blauwen:
het lievend bleje (Q098p Schimmert),
blauwselen:
blāūwsele (Q098p Schimmert)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] || Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19440 |
de was mangelen |
mangelen:
mangele (Q098p Schimmert),
mângele (Q098p Schimmert)
|
De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
schpeule (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
sjpeule (Q098p Schimmert)
|
spoelen [SGV (1914)] || Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19643 |
de was stijfselen |
stijven:
stieve (Q098p Schimmert)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'het linnen stijven\'? (stijven, stijselen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19438 |
de was wringen |
uitwringen:
oetwringe (Q098p Schimmert),
wringen:
vrînge (Q098p Schimmert)
|
Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32702 |
de wintervoor ploegen |
op wintervoor zetten:
ǫp [wintervoor] zętǝ (Q098p Schimmert),
op wintervoren belken:
ǫp wentǝrvōrǝ bę.lǝkǝ (Q098p Schimmert),
op wintervoren ploegen:
ǫp wentǝrvōrǝ plōgǝ (Q098p Schimmert)
|
Als een akker niet gezaaivoord hoefde te worden voor wintergraan, werd hij in het najaar in brede, ondiepe voren omgeploegd of op walletjes gelegd. De grond kon dan in de wintertijd goed "uitvriezen" en het regen- en sneeuwwater beter opnemen. Bij het ploegen van de wintervoor werd ook wel mest oppervlakkig in de grond gewerkt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma wintervoor. [N 11, 59a; N 11A, 110b + 113a + 137n; A 27, 24b; A33, 17; div.]
I-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
na(ar) de beer gaan:
nǭ dǝ bēǝr gǭn (Q098p Schimmert)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
23470 |
de zondag inluiden |
zondagsluiden (zn.):
zôndigsloewe (Q098p Schimmert)
|
Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|