34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q032p Schinnen)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gesneden kriem:
gǝsnei̯ǝ krēm (Q032p Schinnen)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gesp (Q032p Schinnen),
sjooen mit ein gesp (Q032p Schinnen)
|
de gesp aan de broek [N 59 (1973)] || gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
23515 |
gestichte mis |
bestelde mis:
bəstɛldə mɛs (Q032p Schinnen),
gestichte mis:
gestjichde mès (Q032p Schinnen)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18543 |
gestreepte broek |
gestreepte broek:
gesjtrièpte brook (Q032p Schinnen)
|
de gestreepte broek van het jacquet [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18559 |
getailleerde jas |
getailleerde (<fr.) jas:
getaljeerde jas (Q032p Schinnen)
|
geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
munt (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30641 |
getande spalter |
getande spalter:
gǝtanjdǝ špaltǝr (Q032p Schinnen)
|
Spalter waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. De getande spalter wordt gebruikt bij het schilderen van de vezels van hout. Zie ook afb. 93b en de lemmata 'Spalter' en 'Draadtrekker'. [N 67, 36b]
II-9
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
gemartel (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
getaper:
getaper (Q032p Schinnen)
|
gemartel [SGV (1914)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd vrouwmens:
chətraowt fraowməs (Q032p Schinnen)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|