18090 |
hartinfarct |
hartverlamming:
hartverlamming (Q032p Schinnen)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (vang, kramp, infarct, hartverlamming). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21458 |
haten |
haten:
hate (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
haten (Q032p Schinnen),
hààtə (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
niet moeten:
neet mottə (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)] || een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] || haten [SGV (1914)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (Q032p Schinnen)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20675 |
havermout |
havermout:
havermaut (Q032p Schinnen)
|
havermout [SGV (1914)]
III-2-3
|
24480 |
hazelaar |
hazenotenstruik:
assenootestroek (Q032p Schinnen)
|
hazelstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
assenoot (Q032p Schinnen)
|
hazelnoot [SGV (1914)]
III-4-3
|
24412 |
hazelworm |
hazelworm:
hazelworm (Q032p Schinnen)
|
hazelworm: Hoe noemt u de hazelworm, een pootloze hagedis die op de heide leeft en wel wat op een kleine slang lijkt? [N100 (1997)]
III-4-2
|
24320 |
hazenleger |
leger:
leger (Q032p Schinnen)
|
leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)]
III-4-2
|
21897 |
hebzuchtig |
hebberig:
höbberig (Q032p Schinnen)
|
een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19534 |
hecht van een mes |
steel:
stjeel (Q032p Schinnen)
|
heft [SGV (1914)]
III-2-1
|