19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
igriepe (Q032p Schinnen),
ingrîêpə (Q032p Schinnen)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24960 |
inham |
inham:
inham (Q032p Schinnen)
|
inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21414 |
inktpot |
inktpot:
inkpot (Q032p Schinnen)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
ekule (Q032p Schinnen)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
30723 |
inschuren |
in de verf schuren:
en dǝ vɛrf šūrǝ (Q032p Schinnen)
|
Met behulp van puimsteen in de natte grondverf schuren om de verflaag te doen hechten aan de plamuurlaag. [N 67, 72b]
II-9
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introïtus (Q032p Schinnen)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29034 |
inzepen |
inzepen:
enzē̜pǝ (Q032p Schinnen)
|
Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186]
II-7
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
pekelen:
pekele (Q032p Schinnen),
zouten:
zaute (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
jaordeens(t) (Q032p Schinnen),
joardeens (Q032p Schinnen),
jaargetijde:
joargetie (Q032p Schinnen)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|