33351 |
kalverstal |
kalverstal:
kau̯vǝr[stal] (Q032p Schinnen)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
18725 |
kam |
kam:
kamp (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
kam [SGV (1914)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.]
I-12, III-1-3
|
22729 |
kameel |
kameel:
kemiël (Q032p Schinnen)
|
kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)]
III-3-2
|
22487 |
kamerschieten |
kamers schieten:
kamesj sjeete (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
kamesj sjete (Q032p Schinnen)
|
Het gebruik om tijdens het rekken van de processie donderbussen af te schieten [kamere aafsjisse]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
30700 |
kamersteiger |
kamersteiger:
kāmǝršti.gǝr (Q032p Schinnen)
|
Steiger voor werkzaamheden binnenshuis. Zie ook het lemma 'Schraagsteiger'. Het betreft daar een vergelijkbare steiger in gebruik bij de metselaar en de stucadoor. [N 67, 63m]
II-9
|
24509 |
kamille (alg.) |
hemdsknoopje:
Stinkende kamille (Anthemis cotula L.)
hummesknöpkes (Q032p Schinnen),
kamille:
Matricaria L. of Anthemis L. o.g.v. vraag 004.
kemille (Q032p Schinnen)
|
kamille [DC 50 (1975)] || stinkende kamille [DC 50 (1975)]
III-4-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kemme (Q032p Schinnen)
|
kammen (ww.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
22336 |
kampen |
kavelen:
kavele (Q032p Schinnen),
kavelen (Q032p Schinnen)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
kanaal (Q032p Schinnen),
vaart:
vaart (Q032p Schinnen)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
grog:
grog (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|