21727 |
kwajongensstreek |
bak:
Van Dale: II. bak, 4. (gemeenz.) grap, mop, poets.
bak (Q032p Schinnen)
|
min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
eigen spellingsysteem
kwaake (Q032p Schinnen),
WLD
kwake (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
kwanselen:
kwansele (Q032p Schinnen),
kwansələ (Q032p Schinnen)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
kwart el:
een kwartel (Q032p Schinnen)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwattel (Q032p Schinnen)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwartje (Q032p Schinnen)
|
kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
32254 |
kwast, noest |
knoest:
knust (Q032p Schinnen)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|
30663 |
kwastenhanger |
kwastenhanger:
kwastǝhɛŋǝr (Q032p Schinnen)
|
Voorziening om schilderskwasten in olie of water opgehangen te bewaren. De kwastenhanger is vervaardigd uit een wijde spiraalveer, waarbij tussen de windingen de kwastenstelen geklemd worden. Het geheel wordt vervolgens over een met olie of water gevulde pot gelegd. Volgens de invuller uit Q 111 werden kwastenhangers of luchtdichte bussen zelden gebruikt. Meestal werden de kwasten in een emmer of bus water bewaard. Enige uitzondering vormde schildersmateriaal dat gebruikt werd bij verf op waterbasis. Dat werd na gebruik uitgewassen. Men noemde dit: 'uitspoelen' ('ūtšpø̄lǝ'). Ook in L 265 en Q 71 werden de kwasten in water gezet. In P 219 plaatste men de verfborstel in een doosje met terpentijn. [N 67, 47]
II-9
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
kwastje:
kweskes (Q032p Schinnen)
|
gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)]
III-1-3
|