18885 |
begeren |
lusten:
löstə (Q032p Schinnen)
|
sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
happig:
heppig (Q032p Schinnen)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24092 |
begijn |
begijn:
begien (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32716 |
beginvoor, -voren |
de voor:
dǝ [voor] (Q032p Schinnen)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (Q032p Schinnen),
begrêfenis (Q032p Schinnen),
bəgraafənis (Q032p Schinnen)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
koffietafel:
koffietaofel (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen),
alleen familie en kennissen; voor dragers (= naaste buren) een aparte koffietafel
koffietafel (Q032p Schinnen)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)] || Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begraven (Q032p Schinnen),
bəgraavə (Q032p Schinnen),
zinken:
zinken (Q032p Schinnen)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begriepen (Q032p Schinnen),
bəgriepə (Q032p Schinnen),
kennen:
kinnə (Q032p Schinnen),
snappen:
sjnappe (Q032p Schinnen)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begrip (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
bəgrip (Q032p Schinnen),
benul:
bənööl (Q032p Schinnen),
besef:
besef (Q032p Schinnen),
bezei:
bezêj (Q032p Schinnen),
bəzej (Q032p Schinnen)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30760 |
behang afdoen |
afscheuren:
āfšø̜̄rǝ (Q032p Schinnen),
afsteken:
āfštiɛkǝ (Q032p Schinnen),
afstomen:
āfštǫwmǝ (Q032p Schinnen),
afweken:
āfwęjkǝ (Q032p Schinnen),
weken:
węjkǝ (Q032p Schinnen)
|
Oud behang verwijderen. [N 67, 93a; N 67, 93b; N 67, 93c]
II-9
|