21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzaadmeel:
[lijnzaad]mɛ̄l (Q032p Schinnen)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
haver-es:
-
haveresch (Q032p Schinnen)
|
lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)]
III-4-3
|
30697 |
lijsthaak |
lijsthaak:
līshǭk (Q032p Schinnen)
|
Stevige ijzeren haak die in de dakgoot wordt opgehangen. Aan de haak zijn ijzeren consoles bevestigd voor het opleggen van de zitplank. Iedere haak is bovendien voorzien van een schaar die hem op gewenste afstand van de gevel houdt. [N 67, 63j]
II-9
|
30696 |
lijstleertje |
hangstoel:
haŋštōl (Q032p Schinnen)
|
Zitplankje dat in de dakgoot wordt opgehangen. Het bestaat uit twee aan de bovenzijde gebogen metalen haken die aan een blok bevestigd zijn. Aan de onderzijde van de haken is een zitplankje aangebracht. [N 67, 63i]
II-9
|
30730 |
lijvig |
lijvig:
li.vex (Q032p Schinnen)
|
Gezegd van verf die dikvloeibaar is. [N 67, 75a]
II-9
|
20492 |
likken |
lekken:
lekke (Q032p Schinnen),
lèkke (Q032p Schinnen),
lèkkə (Q032p Schinnen)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
31071 |
likker |
likker:
lekǝr (Q032p Schinnen)
|
Het polijstinstrument in het algemeen. Volgens de informant van Q 235 duidt de benaming bout om het even welk werktuig aan met een gladde kop waarmee men met kracht over het leer wrijft. [N 60, 135a]
II-10
|
20904 |
limonade |
limonade:
limmenaat (Q032p Schinnen)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
lenjeblaad (Q032p Schinnen)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|
21478 |
liniaal |
liniaal:
liniaal (Q032p Schinnen),
regel:
regel (Q032p Schinnen),
reigəl (Q032p Schinnen),
règel (Q032p Schinnen)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || liniaal [SGV (1914)]
III-3-1
|