21852 |
marktkraam |
kraam:
kraom (Q032p Schinnen),
kròəm (Q032p Schinnen)
|
een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21711 |
marktplein |
markt:
mert (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
mar mer (Q032p Schinnen),
marmer (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
marmər (Q032p Schinnen)
|
marmer [SGV (1914)] || marmer, dicht, fijnkorrelig kalkgesteente dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in bouw- en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt [marbel, melber] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
30647 |
marmerglaceerkwast |
marmerglaceerkwast:
marmǝrglazērkwas (Q032p Schinnen)
|
Zachtharige kwast die wordt gebruikt voor het opbrengen van zeer dunne olieverftinten over nagebootst marmer. [N 67, 39c]
II-9
|
30665 |
marmerklopper |
klopper:
klǫpǝr (Q032p Schinnen)
|
Tamponneerkwast voor het imiteren van sommige marmersoorten. De kwast bestaat uit een houten of zinken voetplaat waaraan rubber strookjes bevestigd zijn. De kwast wordt ook wel gebruikt bij de glaceertechniek, een versieringsmethode waarbij op een gedekte ondergrond een laag glaceersaus wordt aangebracht die vervolgens met de kwast wordt bewerkt. In Q 121 werd op deze wijze met de 'strener' een kronkelende beweging gemaakt waardoor in de glaceersaus een streperig motief ontstond. [N 67, 50]
II-9
|
30649 |
marmerpenseel |
marmerpenseel:
marmǝrpɛnsēl (Q032p Schinnen)
|
Smal penseel gebruikt bij het imiteren van marmer. [N 67, 39e]
II-9
|
24350 |
marter |
maart:
māārt (Q032p Schinnen),
marter:
eigen spellingsysteem
marter (Q032p Schinnen),
vuur:
eigen spellingsysteem
vuuër (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mommebakkes:
mommebakkes (Q032p Schinnen),
mommegezicht:
mommegeziech (Q032p Schinnen),
mommegezig (Q032p Schinnen)
|
Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
20469 |
masturberen |
(-) aftrekken:
zich (enne) aaftrekke (Q032p Schinnen),
zich aaftrèkke (Q032p Schinnen),
(-) wiksen:
wiekse (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
wiksen:
wiekse (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
zich aftrekken:
zich aaftrèkke (Q032p Schinnen),
zich een aftrekken:
zich (enne) aaftrekke (Q032p Schinnen),
zich vingeren:
Vrouwen.
zich vingere (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
30775 |
matglas |
matglas:
mat˲glās (Q032p Schinnen)
|
Vensterglas dat op mechanische wijze ondoorzichtig is gemaakt. ø̄Vroeger geschiedde dit, door de ruit met amaril te schuren, of door haar te plaatsen in een om een horizontale as draaienden bak met grind, waardoor ze mat gekrast werd. Tegenwoordig wordt hiervoor de zandstraalmachine gebruikt (Zwiers II, pag. 70). [N 67, 89d]
II-9
|