29069 |
mouwvoering aannaaien |
mouwen aannaaien:
muwǝ ānnɛjǝ (Q032p Schinnen)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
20598 |
muik |
muik:
munk (Q032p Schinnen)
|
meuk [SGV (1914)]
III-2-3
|
17872 |
muilpeer |
muilpeer:
moelpēēr (Q032p Schinnen),
mōēÒlpeir (Q032p Schinnen)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] || Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
slob:
schloebe (Q032p Schinnen),
šloebbe (Q032p Schinnen),
slof:
sjloefe (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
mōēs (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
muis [DC 35 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muus (Q032p Schinnen)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
20122 |
muizen |
muizen:
mŏĕse (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
moeze (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] || muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24926 |
mul (zand) |
mul:
mol (Q032p Schinnen)
|
mul [SGV (1914)]
III-4-4
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
mətš (Q032p Schinnen),
pats:
patš (Q032p Schinnen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (Q032p Schinnen)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|