23492 |
muurkapelletje |
heiligenkastje:
heiligekeske (Q032p Schinnen)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22751 |
muziek |
muziek:
mezīēk (Q032p Schinnen)
|
muziek [SGV (1914)]
III-3-2
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instrument (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
muzekant (Q032p Schinnen),
muzikant (Q032p Schinnen)
|
Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (Q032p Schinnen)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (Q032p Schinnen)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
28848 |
naaidraad |
naaidraad:
nęjdrǭt (Q032p Schinnen)
|
Om te naaien gebruikt men een draad van niet te grote lengte. De lengte van de draad moet gelijk zijn aan de lengte van de onderarm (Gerritse, pag. 37) en mag niet langer zijn dan 50 à 60 cm (Papenhuyzen III, pag. 13). Een te lange draad is nadelig, omdat de draad door het veelvuldig doortrekken aan het einde slijt en minder sterk wordt. [N 59, 15; MW]
II-7
|
28708 |
naaien |
naaien:
niǝ (Q032p Schinnen),
nēǝ (Q032p Schinnen),
nījǝ (Q032p Schinnen)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28850 |
naaigaren |
naaigaren:
nęjgārǝ (Q032p Schinnen)
|
Garen waarmee men naait. [N 59, 6a; N 62, 57]
II-7
|
28891 |
naaimachine |
naaimachine:
nęjmǝšin (Q032p Schinnen)
|
Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.]
II-7
|