23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (Q032p Schinnen),
noviën (Q032p Schinnen)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
ongereef (Q032p Schinnen),
ongəreef (Q032p Schinnen),
sta-in-de-weg:
sjtank in de wäeg (Q032p Schinnen)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mörgend (Q032p Schinnen)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
octaaf (Q032p Schinnen),
oktaaf (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
kant:
kanjt (Q032p Schinnen),
kant (Q032p Schinnen),
kánjt (Q032p Schinnen),
oever:
over (Q032p Schinnen),
oùver (Q032p Schinnen)
|
oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen),
offerstok:
offersjtok (Q032p Schinnen)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offergang:
offergank (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (Q032p Schinnen),
r offergeljd (Q032p Schinnen),
əfərgèljtj (Q032p Schinnen)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
moment:
(e) mŏment (Q032p Schinnen),
ogenblik:
aogeblik (Q032p Schinnen),
poosje:
poosje (Q032p Schinnen)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|