23720 |
onzevaderkralen |
onzevaderkralen:
onze vader krallen (Q032p Schinnen)
|
De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20557 |
ooft |
ooften:
oeùfte (Q032p Schinnen),
èùf (Q032p Schinnen),
öeəf (Q032p Schinnen)
|
ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
o.ugə (Q032p Schinnen),
oag (Q032p Schinnen),
oug (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
òuch (Q032p Schinnen)
|
ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
28875 |
oog van de naald |
oog:
ǭx (Q032p Schinnen)
|
De opening van de naald waardoorheen men de draad steekt. [N 59, 11b; Gi 1.IV, 13b; monogr.]
II-7
|
17754 |
ooglid: bovenste ooglid |
bovenste plimp:
beuvenste plump (Q032p Schinnen)
|
Ooglid - Als men de ogen sluit, gaat er iets dat men een klepje zou kunnen noemen, over het oog heen. Hoe noemt men dit klepje? [DC 39 (1965)]
III-1-1
|
17798 |
ooglid: onderste ooglid |
onderste plimp:
ungersjte plump (Q032p Schinnen)
|
Ooglid - Hoe noemt men het andere klepje, aan de onderzijde van het oog? [DC 39 (1965)]
III-1-1
|
33023 |
oogst -opbrengst |
oogst:
[oogst] (Q032p Schinnen)
|
Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12]
I-4
|
33022 |
oogst -werkzaamheden |
oogst:
ǫu̯xs (Q032p Schinnen)
|
Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8]
I-4
|
17732 |
oogvuil (slaper) |
pips:
puupsj (Q032p Schinnen),
puupsje (Q032p Schinnen)
|
vuil, Gedroogd ~ in de ooghoeken (slaper, slaap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24220 |
ooievaar |
ooievaar:
ooievaar (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
ooievaar [DC 35 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-1
|