23198 |
op bedevaart gaan |
bedeweg houden:
eine bèewèg haute (Q032p Schinnen),
bedeweg maken:
de baewaeg make (Q032p Schinnen),
enne baewaeg make (Q032p Schinnen),
op bedeweg gaan:
op beeweg goan (Q032p Schinnen)
|
Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
bijzen:
bieze (Q032p Schinnen),
ervandoor gaan:
d`r van door (Q032p Schinnen),
op de loop gaan:
op de luip goa (Q032p Schinnen),
op de luip gooen (Q032p Schinnen)
|
op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29091 |
op een steeltje zetten |
op staartje zetten:
op štɛrtjǝ zętǝ (Q032p Schinnen)
|
De knoop op een steeltje zetten. Men moet de knoop niet plat aannaaien, doch men dient een afstand tussen knoop en stof van ± 1/2 - 1 cm te houden. Hierdoor wringt de knoopt niet en wordt er ruimte voor de stofdikte opengelaten. [N 59, 136]
II-7
|
23675 |
op retraite gaan |
in retraite (fr.) gaan:
in rətraet gaon (Q032p Schinnen),
in retraite (fr.) zijn:
in rətraet zin (Q032p Schinnen),
op retraite (fr.) gaan:
op retraite goan (Q032p Schinnen),
op rətraet gaon (Q032p Schinnen),
op retraite (fr.) zijn:
op rətraet zin (Q032p Schinnen)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32920 |
op rijen zetten |
kemmen:
kømǝ (Q032p Schinnen),
reken:
rēkǝ (Q032p Schinnen)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op sjteldje loape (Q032p Schinnen),
op sjtelte loupe (Q032p Schinnen),
steltlopen:
sjtelt loape (Q032p Schinnen)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|
21880 |
opbrengst |
winst:
wins (Q032p Schinnen)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21548 |
openbare verkoop |
veiling:
veiling (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
baan:
baan (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23457 |
opening in een galmgat |
schallok:
sjalloak (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|