23231 |
pasen |
pasen:
paosje (Q032p Schinnen),
paoësje (Q032p Schinnen),
poàsje (Q032p Schinnen)
|
Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21217 |
pasfoto |
pasfoto:
pasfoto (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28861 |
paskoord |
pasvaam:
pasvām (Q032p Schinnen)
|
Met katoen omspannen metaaldraad die ter versterking van het knoopsgat strak en vlak langs de snede van het knoopsgat wordt vastgenaaid. Zie afb. 1. [N 59, 8]
II-7
|
28883 |
paskoordnaald |
knoopsgatennaald:
knǭpsgātǝnǭljt (Q032p Schinnen)
|
Tijdens het bevestigen van het paskoord rondom het te maken knoopsgat gebruikt men de paskoordnaald om het paskoord aan te hechten en strak en vlak langs de snede van het knoopsgat te spannen (Papenhuyzen III, pag. 17). De paskoordnaald is 6 à 8 cm lang en loopt naar het oog wat dik toe. Het oog is flink groot, omdat het paskoord erdoorheen moet (idem, pag. 12). Zie afb. 10. [N 59, 12]
II-7
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28897 |
paspop |
paspop:
paspup (Q032p Schinnen)
|
Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33]
II-7
|
18183 |
passen |
goed zitten:
dat zit good (Q032p Schinnen),
passen:
passə (Q032p Schinnen),
pasǝ (Q032p Schinnen)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
II-7, III-1-3
|
23784 |
passiezondag |
passiezondag:
passiezondig (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28898 |
passpiegel |
passpiegel:
pasšpēgǝl (Q032p Schinnen)
|
Grote spiegel waarin men zich helemaal kan zien, ten voeten uit. [N 59, 34]
II-7
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pasjtoar (Q032p Schinnen),
pesjtoar (Q032p Schinnen),
pesjtoear (Q032p Schinnen),
pəsjto.ər (Q032p Schinnen)
|
Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND]
III-3-3
|