20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwerme (Q032p Schinnen),
opwerrəmmə (Q032p Schinnen),
opwèrme (Q032p Schinnen)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
verhòren (Q032p Schinnen),
vərheurə (Q032p Schinnen)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjaardag (Q032p Schinnen),
verjoardaag (Q032p Schinnen),
vərjōͅrdāx høͅbə (Q032p Schinnen)
|
Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] || verjaardag [SGV (1914)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (Q032p Schinnen),
vriejen (Q032p Schinnen),
vriejə (Q032p Schinnen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
kennis:
kinnəs (Q032p Schinnen),
sjans:
sjans (Q032p Schinnen)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (Q032p Schinnen),
vriejen (Q032p Schinnen),
vriejə (Q032p Schinnen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
killen:
kelle (Q032p Schinnen)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (Q032p Schinnen)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
verkuiper (Q032p Schinnen)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
verkauwt (Q032p Schinnen),
versnopt:
versjnoept (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|