25766 |
wort |
wort:
wort (Q032p Schinnen)
|
De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.]
II-2
|
25776 |
wort koelen |
koelen:
kø̄lǝ (Q032p Schinnen)
|
De wort koud laten worden. In L 325 maakt men onderscheid tussen de "voorkoeling" en de "nakoeling". Het voorkoelen vindt plaats in de koelbak, het nakoelen in koelapparatuur. [N 35, 44; monogr.]
II-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q032p Schinnen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortəl (Q032p Schinnen),
De o van sjlok en andere dergelijke woorden wordt aldus ongeveer gevormd: Men brengt de lippen vooruit in trompetvorm, de tong zoo laag mogelijk
wortel (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
woertele (Q032p Schinnen),
WLD
wortel (Q032p Schinnen)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
25752 |
wortketel |
bierketel:
bērkɛ̄tǝl (Q032p Schinnen)
|
De ketel waarin men het aftreksel van mout en water kookt met hop. Volgens de correspondent uit Q 99 was de ketel vervaardigd uit rood koper. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''koken''. [N 35, 30; monogr.]
II-2
|
25751 |
wortpomp |
maischpomp:
męjšpomp (Q032p Schinnen),
wortpomp:
wortpomp (Q032p Schinnen)
|
De pomp die men gebruikt om wort van de lekbak naar de wortketel te transporteren. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''jachtbuis''. [N 35, 35b; monogr.]
II-2
|
18117 |
wrat |
wrattel:
vrattel (Q032p Schinnen)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
wreef:
vreef (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
vrieef (Q032p Schinnen)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
mokketig:
mókkətig (Q032p Schinnen)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30621 |
wrijfsteen |
wrijfsteen:
vrīfštęjn (Q032p Schinnen)
|
Matglazen of marmeren plaat waarop met behulp van een glazen of stenen loper kleine hoeveelheden verf worden aangemaakt. De verf wordt daartoe in kleine hoeveelheden, tot een dikke, rulle pasta aangemengd, op de steen gebracht en zo lang gewreven tot een volkomen homogene massa verkregen is. [N 67, 26d]
II-9
|