23686 |
de missie preken |
de missie (<fr.) preken:
de missie prèèke (Q032p Schinnen)
|
De missie preken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23261 |
de morgen luiden |
de morgenklok luiden:
de murgeklok (Q032p Schinnen),
de morgensklok luiden:
de mòrgesklok (Q032p Schinnen)
|
Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23475 |
de noodklok luiden |
het luiden van de noodsklok:
t loewe van de noadsklok (Q032p Schinnen)
|
Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23694 |
de portiuncula-aflaat verdienen |
portiunculen:
portsiónkele (Q032p Schinnen)
|
De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23290 |
de roepen krijgen |
de roepen krijgen:
de reup kriege (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
geroepen worden:
geroope wiēēre (Q032p Schinnen),
in de roepen zijn:
in de reup zin (Q032p Schinnen)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)] || De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23723 |
de rozenkrans bidden bij een overledene |
rozenkrans:
roeazekrans (Q032p Schinnen)
|
De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19639 |
de tafel afruimen |
de tafel afvegen:
de taofel aafvèege (Q032p Schinnen)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel gereedmaken:
de taofel gereidmaake (Q032p Schinnen),
gereedmaken:
gereit mááəkə (Q032p Schinnen),
rangeren:
ranzjere (Q032p Schinnen)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
24036 |
de toog aankrijgen |
gekleed worden:
gekleid wiēēre (Q032p Schinnen),
inkleding (zn.):
inkleijing (Q032p Schinnen)
|
De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwen:
de wesj blauwe (Q032p Schinnen)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|