23205 |
doopvont |
doopsteen:
deupsjtein (Q032p Schinnen),
doopvont:
doupfondj (Q032p Schinnen),
doupvont (Q032p Schinnen),
dö.ypfonṭj (Q032p Schinnen),
met accent op eerste lettergreep = Schinnen-dorp; met accent op tweede lettergreep = nagelbeeks
dəupfənt (Q032p Schinnen)
|
doopvont [RND], [SGV (1914)] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23387 |
doopwater |
doopwater:
deupwater (Q032p Schinnen),
duipwater (Q032p Schinnen),
wijwater:
wiejwaater (Q032p Schinnen)
|
Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
doorei (Q032p Schinnen)
|
dooreen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18671 |
doordeweekse kleren |
werkdaagse kleren:
werdigse kleier (Q032p Schinnen)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
doordeweekse mis:
door de wèèkse mès (Q032p Schinnen)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24986 |
doordrenken, nat maken |
nat maken:
naat maken (Q032p Schinnen)
|
met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28983 |
doorgestikte naad |
opgestikte naad:
(mv)
opgǝštiktǝ nø̜̄t (Q032p Schinnen)
|
Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58]
II-7
|
30729 |
doorharden |
drogen:
dryɛgǝ (Q032p Schinnen),
hel worden:
hęl wē̜rǝ (Q032p Schinnen)
|
Gezegd van een verflaag die het drogingsproces van vloeibaar naar vast ondergaat. [N 67, 74d]
II-9
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
doare (Q032p Schinnen),
doorn (mv.):
döör (Q032p Schinnen),
doornen:
deure (Q032p Schinnen),
də:rə:n (Q032p Schinnen)
|
doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)]
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornenkroon:
doarekroeèn (Q032p Schinnen),
duërekroean (Q032p Schinnen)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|