23727 |
drie weesgegroeten |
voorste stuk van de rozenkrans:
`t veusjte sjtuk van de roeazekrans (Q032p Schinnen)
|
De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22480 |
driekoningen |
driekoningen:
driej keuninge (Q032p Schinnen),
driekeuninge (Q032p Schinnen),
driekoningendag:
driekeunigedaag (Q032p Schinnen)
|
6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
31138 |
drievoet |
drievoet:
drivōt (Q032p Schinnen)
|
De ijzeren driepoot met drie klinkvoeten. Volgens Knöfel (I, pag. 244 en 245) bezit deze driepoot "een grooten en een kleinen voet benevens een stang voor de hak. Staat een der voeten ten gebruike omhoog, dan rust het toestel op de beide andere en blijft daarop staan. De schoen of laars wordt op een der voeten gestoken, waarna de zool of hak met metalen stiften kan bevestigd (geklonken) worden." Zie afb. 67. [N 60, 147b; N 60, 244a]
II-10
|
23811 |
drievuldigheidszondag |
drievuldigheidszondag:
drievuldigheidszondig (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18866 |
driftig |
kortaangebonden:
kort aangeboonje (Q032p Schinnen),
kwaad:
koad (Q032p Schinnen),
razend:
raozend (Q032p Schinnen)
|
driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
kokkeral:
kokkeral (Q032p Schinnen)
|
drijftol [SGV (1914)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzanjd (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
driefzanjt (Q032p Schinnen)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
zuipbak:
zūp˱bak (Q032p Schinnen)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (Q032p Schinnen),
lessen:
lèsje (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
lèsjə (Q032p Schinnen)
|
drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (Q032p Schinnen)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|