e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ingrijpen ingrijpen: igriepe (Schinnen), ingrîêpə (Schinnen) met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
inham inham: inham (Schinnen) inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)] III-4-4
inktpot inktpot: inkpot (Schinnen) inktpot [DC 14 (1946)] III-3-1
inkuilen inkuilen: ekule (Schinnen) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
inschuren in de verf schuren: en dǝ vɛrf šūrǝ (Schinnen) Met behulp van puimsteen in de natte grondverf schuren om de verflaag te doen hechten aan de plamuurlaag. [N 67, 72b] II-9
introïtus introtus (<lat.): introïtus (Schinnen) De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)] III-3-3
inzepen inzepen: enzē̜pǝ (Schinnen) Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186] II-7
inzet bij het spel pot: pot (Schinnen, ... ) Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)] III-3-2
inzouten pekelen: pekele (Schinnen), zouten: zaute (Schinnen, ... ) Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten (mv.?) [SGV (1914)] III-2-3
jaargetijde jaardienst: jaordeens(t) (Schinnen), joardeens (Schinnen), jaargetijde: joargetie (Schinnen) Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)] III-3-3