e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
katapult katapult: katapult (Schinnen) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] III-3-2
kater kater: kāāter (Schinnen) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
kathedraal kathedraal: ein kathedraal (Schinnen), kathedroal (Schinnen), katədrààl (Schinnen) Een kathedraal. [N 96A (1989)] III-3-3
katholiek katholiek (<fr.): kattelīēk (Schinnen) katholiek [SGV (1914)] III-3-3
katoen katoen: katūn (Schinnen) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
kauw dool: daol, dölke (Schinnen), dooltje: daol, dölke (Schinnen) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] III-4-1
kauwen bijten: biete (Schinnen), knauwelen: knauwələ (Schinnen), malen: máále (Schinnen) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kassuifel (Schinnen), kazuifel (Schinnen) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel, strot keel: kêêl (Schinnen), kɛ.əl (Schinnen), strot: schtroot (Schinnen), schtrôt (Schinnen), strots: sjtroats (Schinnen) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [RND], [SGV (1914)] III-1-1
keelpijn keelpijn: kɛ.lpin (Schinnen) keelpijn [RND] III-1-2