e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerk kerk: de kirk (Schinnen), hai waor te vreug in de kirrek (Schinnen), kirk (Schinnen, ... ), kirək (Schinnen) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || kerk [SGV (1914)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkbank bank: ein bank (Schinnen), kerkbank: kirkbaŋk (Schinnen), kerkenbank: kirkebank (Schinnen) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken kerkbanken: kirkbèŋk (Schinnen), kerkenbanken: de kirkebenk (Schinnen), kirkebenk (Schinnen) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkboek bedeboek: baebook (Schinnen), kerkboek: kirkbook (Schinnen) Een kerkboek met godvruchtige gebeden en overwegingen, bestemd voor de gelovigen [gebèèjeboek]. [N 96B (1989)] III-3-3
kerkdeur kerkdeur: kirkdeur (Schinnen, ... ) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkgang uitgang: oetgank (Schinnen, ... ) De eerste gang naar de kerk die de moeder deed na de bevalling, kerkgang [kèrkegank, kirchejank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kerkgezang zang: de zank (Schinnen), zangk (Schinnen) Een gezang, zang [jezank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kerkhof kerkhof: de kirkhof (Schinnen), kirkef (Schinnen), kirkhöf (Schinnen), kirkhəf (Schinnen), kirkuf (Schinnen) De begraafplaats rondom bij de kerk [de/het kerkhof,-hoof,kirkef?]. [N 96A (1989)] || Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3
kerkklok klok: ein klok (Schinnen), klok (Schinnen, ... ) Een klok, luiklok [bimmel, bom?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkklokken klokken: de klokke (Schinnen), klokke (Schinnen, ... ) De klokken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3