e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerstkribbe kribbetje: et kribke (Schinnen), kribke (Schinnen), t kribke (Schinnen) Een kerstkribbe [et kribche]. [N 96C (1989)] III-3-3
kerstlied kerstliedje: kerstleedje (Schinnen), kɛ̄sjlētjə (Schinnen) Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)] III-3-2
kerstmis kerstmis: kieèsjmes (Schinnen), krismes (Schinnen, ... ), krismis (Schinnen), dialectvormuit nagelbeek  kiësjmes (Schinnen) Kerstmis [Krismes, Kriësmes, Keersemes, Korsmes]. [N 96C (1989)] III-3-3
kerstnacht heiligenacht: d eheilige nach (Schinnen), kerstnacht: kieèsjnach (Schinnen), krisnach (Schinnen, ... ), dialectvorm uit nagelbeek  kiësjnach (Schinnen) De nacht van 24 op 25 december waarin Christus geboorte herdacht wordt, kerstnacht [krisnach]. [N 96C (1989)] III-3-3
kerststal kerststal: kieèsjsjtal (Schinnen), kièsjsjtal (Schinnen), kerststalletje: krissjtelke (Schinnen), dialectvorm uit nagelbeek  kiësjsjtelke (Schinnen) Een kerststal. [N 96C (1989)] III-3-3
ketser voerman: voorman (Schinnen) de persoon die het paard van een trekschuit leidt [ketser] [N 90 (1982)] III-3-1
kettingeg, weide-eg ketting[eg]: kęteŋ[eg] (Schinnen), sleep: [sleep] (Schinnen) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
keus keus: keus (Schinnen, ... ) het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)] III-1-4
kever, tor kever: kever (Schinnen), kieever (Schinnen) kever [SGV (1914)] || kever, tor [DC 30 (1958)] III-4-2
kibbelen kiffelen: WNT: kiffelen (II), een frequentatieve vorm bij kijven.  keffele (Schinnen), stechelen: sjtechelen (Schinnen), sjteekele (Schinnen), sjtèggələ (Schinnen) het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)] || kibbelen [SGV (1914)] III-3-1