e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knippatroon patroon: patrǭn (Schinnen) Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.] II-7
knippen, snijden het patroon snijden: ǝt patroan šni-jǝ (Schinnen), knippen: knepǝ (Schinnen) Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW] II-7
knoeien knoeien: knooëje (Schinnen), slabberen: sjlabbere (Schinnen) morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)] III-2-3
knoeien, morsen, bevuilen knorsen: knoorje (Schinnen), knoozje (Schinnen) morsen [SGV (1914)] III-4-4
knoeier hoddelaar: hoddəléér (Schinnen), nalatige, een -: eine naoleesige (Schinnen) iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] III-1-4
knoest aas: aos (Schinnen), WLD  aos (Schinnen), knoest: eigen spellingsysteem  knoeës (Schinnen), WLD ook wel  knoes (Schinnen) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3
knoflook knoflook: knoflook (Schinnen) [DC 13 (1945)] I-7
knolraap, raap reuben: rø̄bǝ (Schinnen) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5
knoop knoop: knoap (Schinnen), knoup (Schinnen), knoǝp (Schinnen), knuip (Schinnen), knǫwp (Schinnen) een knoop [N 59 (1973)] || knoop [SGV (1914)] || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.] II-7, III-1-3
knoopsgatenmachine knoopsgatenmachine: knǭpsgātǝmǝšin (Schinnen) Naaimachine die men gebruikt voor het naaien van knoopsgaten. De informant van L 271 merkt op dat knoopsgatenmachines pas na de Tweede Wereldoorlog verschenen zijn. [N 59, 17d] II-7