e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koning koning: kööning (Schinnen), køniŋ (Schinnen) koning [RND], [SGV (1914)] III-3-1
koning in het kaartspel koning: köning (Schinnen) En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - II. Koning. [DC 52 (1977)] III-3-2
koningin koningin: kø̄neŋen (Schinnen), moer: mōr (Schinnen) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6
koningin des hemels koningin des hemels: koningin des Hemels (Schinnen), regina caeli: Regina caeli (Schinnen) Het "Koningin des hemels"of "Regina caeli", het Angelus-gebed in de Paastijd. [N 96B (1989)] III-3-3
konkelen bekonkelen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  bəkonkələ (Schinnen), konkelen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  konkelen (Schinnen), koonkele (Schinnen) heimelijk invloed aanwenden om zijn doel te bereiken, met slinkse streken aangaan [kronkelen, kuipen, konkelen, foeken, konkelfoeken] [N 85 (1981)] III-1-4
konkelfoezen (wbd) smoezen: Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.  sjmoezen (Schinnen), sjmoezə (Schinnen) verdacht en zachtjes met elkaar zitten te praten [smoezen] [N 87 (1981)] III-3-1
kookkachel, fornuis fornuis: foͅrnøͅi̯s (Schinnen) fornuis [SGV (1914)] III-2-1
kooksel kokerij: kooakərîe (Schinnen), kook, de -: kooək (Schinnen) kooksel; Hoe noemt U: Het gekookte, het kooksel (kokenage, kook, zooi) [N 80 (1980)] III-2-3
koolmees, mees bijmeesje: biemeiske (Schinnen, ... ), geelgors: geilgeutsch (Schinnen) Hoe heet de koolmees? [DC 06 (1938)] || mees [SGV (1914)] III-4-1
koolraap groent: eigen spellingsysteem  greuënt (Schinnen), knolraap: WLD  knolraap (Schinnen), koolraap: koolrááp (Schinnen, ... ), WLD  koalraap (Schinnen), koolraapje boven gen aarde: eigen spellingsysteem  kolräepkes bove genäerd (Schinnen) De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)] I-7