e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middenschip middelschip: middelsjip (Schinnen), middenschip: midəsjeep (Schinnen), schip: sjeep (Schinnen) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenstuk van de boom bovenstam: bovenstam (Schinnen), stam: štam (Schinnen) Vgl. ook afb. 1b. Zie voor het woordtype doude uit Stein (Q 15) ook het RhWb I, kol. 1388, s.v. Dolde, dat in een groot deel van het Rijnland onder meer ø̄Baumwipfelø̄ en in de Selfkant ook ø̄die untersten st√§rksten Aeste eines Baumes, da wo der Stamm sich zu verzweigen beginntø̄ kan betekenen. [N 50, 7b; N 75, 86a] II-12
mier aamzeik: aomzeik (Schinnen, ... ) mier, alg. [DC 43 (1968)] || mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] III-4-2
mierikswortel mierikswortel: WLD  mierikswoortel (Schinnen) De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)] I-7
mikken aanleggen: aanlèggen (Schinnen), mikken: mikkə (Schinnen), mîkə (Schinnen) lonken (mikken) [RND] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-2
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter millimeter: millimeter (Schinnen) het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4
min, voedster min: min (Schinnen, ... ) voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)] III-2-2
minderen minderen: mindere (Schinnen, ... ) minderen [SGV (1914)] III-1-3
minderjarig minderjarig: minderjoarig (Schinnen) minderjarig [SGV (1914)] III-2-2
mirakel wonder: wonjer (Schinnen, ... ) Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)] III-3-3