e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pet: algemeen pats: patsch (Schinnen), patsj (Schinnen), patš (Schinnen) Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)] III-1-3
petekind petekind: paetekendj (Schinnen), peètekènjd (Schinnen), piètekindj (Schinnen, ... ), piëtekendj (Schinnen) een peetdochter [N 96D (1989)] || een peetzoon [N 96D (1989)] || een petekind [patekink] [N 96D (1989)] III-2-2
petje klakje: klakjǝ (Schinnen), patsje: pɛtɛ̄kǝ (Schinnen) [N 67, 100d] II-9
petroleum ptrole (fr.): petrol (Schinnen, ... ), pétròl (Schinnen) petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)] III-4-4
peulerwten peulen: eigen spellingsysteem  peule (Schinnen), peulerwten: WLD  peulert (Schinnen) De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten afhalen bonen ranken: booene renge (Schinnen) boonen afhalen [SGV (1914)] III-2-3
peuzelen peuzelen: peuzele (Schinnen), peuzələ (Schinnen) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
pezerik pezerik: peezərik (Schinnen), pēzǝrǝk (Schinnen) De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.] || harde, gedroogde, holle spier of pektouw of touw met knopen als strafwerktuig [looiepees, pezerik, bullepees] [N 90 (1982)] II-1, III-3-1
piekeren dubben: dubbe (Schinnen), prakkiseren: prakkezere (Schinnen, ... ), pràkkəzeerə (Schinnen) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4
piepen sjierpen: sjirpe (Schinnen, ... ) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] III-4-1