e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soepvlees soepenvlees: soppevleisj (Schinnen), soppəvléəjsj (Schinnen), soepvlees: sopvleisj (Schinnen) soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
sok sok: zoekke (Schinnen), zukke (Schinnen) Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] III-1-3
soldaat soldaat: suldo.t (Schinnen) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: də soldaotə (Schinnen), soldaten (Schinnen), suldo.tə (Schinnen) algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND] III-3-1
soldatenkerkhof oorlogskerkhof: oarlogskirkef (Schinnen), oarlogskirkhof (Schinnen), soldatenkerkhof: səldaotəkirkəf (Schinnen) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3
solderen solderen: sǫldērǝ (Schinnen) Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.] II-11
soorten soldaten piot: Van Dale: (gew. en Barg.) infanterist.  piot (Schinnen) welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)] III-3-1
sousbras sousbras: subras (Schinnen), zweetlap: šwęjtlap (Schinnen) Schuingesneden zemen of gummi lapje, in de armsgaten van japonnen en mantels gedragen tegen het doorzweten in de oksels. [N 59, 132] II-7
spaak speek: špęi̯k (Schinnen), speken: špęi̯kǝ (Schinnen) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spaarpot spaarpot: sjpaarpot (Schinnen), spáárpot (Schinnen) de pot waarin geld wordt gespaard [spaarpot, spaarspot, ponk] [N 89 (1982)] III-3-1