e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trakteren trakteren (<lat.): trakteire (Schinnen) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen leepse ogen: leipsje oage (Schinnen) leepogig [SGV (1914)] III-1-1
trant gang: gank (Schinnen, ... ) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trap trap: eine sjmale trap (Schinnen) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapleer trap: trap (Schinnen), trapledder: trapludder (Schinnen) trapleer [DC 39 (1965)] || Uitklapbare ladder met platte treden en steunende tweepoot. [N 67, 63f] II-9, III-2-1
trapnaaimachine trapnaaimachine: trapnęjmǝšin (Schinnen) Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b] II-7
trappelen trappelen: trappele (Schinnen, ... ) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2
trappist trappist: trappist (Schinnen), trappiste (Schinnen), Trappisten (Schinnen) Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)] III-3-3
trechter trechter: trechter (Schinnen) trechter [SGV (1914)] III-2-1
treeft ijzeroortje: izǝrø̄rtjǝ (Schinnen) Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22] II-7