e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlinder pepel: pe.pəl (Schinnen), peepel (Schinnen, ... ), pepel (Schinnen, ... ), piëpel (Schinnen) vlinder [GV Gr (1935)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlo (enk.) vlo: vloeo (Schinnen), vlooë (Schinnen) vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vleu: vleu (Schinnen, ... ) vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloek vloek: enne vlook (Schinnen, ... ), vlook (Schinnen, ... ) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1989)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken godveren: godferre (Schinnen), godvərə (Schinnen), sakkeren: sàkkərə (Schinnen), vloeken: vloke (Schinnen, ... ), vlooke (Schinnen, ... ), vlooken (Schinnen), vlookə (Schinnen), vlouke (Schinnen) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1989)], [SGV (1914)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloekje vloekje: vleukske (Schinnen, ... ) Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)] III-3-3
vloer vloer: vlūr (Schinnen) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vlug vlot: flot (Schinnen) vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)] III-1-4
vod lommel: loemel (Schinnen), vod: de v wordt als f gehoord  vod (Schinnen), vodde (Schinnen) versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)] III-1-3
voddenkoopman voddenkramer: de v wordt als f gehoord  voddekreemer (Schinnen) voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1