e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorhoofd ster: star (Schinnen), voorkop: veurkop (Schinnen) voorhoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
voorkrimpen bevochtigen: bǝvuxtegǝ (Schinnen) Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a] II-7
voormengen voormaischen: vø̄rmajšǝ (Schinnen) Moutmeel en water mengen v√≥√≥r de verdere menging in de beslagkuip. Hierdoor verkrijgt men een betere menging en verhindert men het stoffen van het meel. [N 35, 37; N 35, 32] II-2
voormenger voormaischer: vø̄rmęjšǝr (Schinnen) Toestel waarin moutmeel en water in moderne brouwerijen eerst worden gemengd. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''voormengen''. [N 35, 32b] II-2
voornemen plan: plaan (Schinnen), pláán (Schinnen), voornemen: veur nummə (Schinnen) wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)] III-1-4
voornemen om niet meer te zondigen voornemen: veurnumme (Schinnen, ... ), zich voornemen geen kwaad meer te doen: zich veurneume gei koad miè te doon (Schinnen) Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)] III-3-3
voornemens zijn voornemens zijn: veurneumens (Schinnen) van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
vooroverduikelen tuimelen: tømele (Schinnen) tuimelen [SGV (1914)] III-1-2
voorraad voorraad: veurraod (Schinnen, ... ) de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)] III-3-1
voorschoot, schort (alg.) scholk: sjolk (Schinnen) voorschoot [SGV (1914)] III-1-3