e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brouwsel gebrouw: gǝbryj (Schinnen), zood: zuǝt (Schinnen) De hoeveelheid bier die in een keer wordt gebrouwen. Een "brouwsel" is volgens de invuller uit Q 20 dertig hectoliter. [N 35, 57; N 35, 21; monogr.] II-2
brug brug: brök (Schinnen), brøk (Schinnen), brək (Schinnen) brug [RND], [SGV (1914)] || Het haam waaraan de haken vastzitten die aan de ketel worden bevestigd. Het "warshout" in L 387 had geen haken, maar bezat aan de uiteinden twee inkepingen. De grote ringen, die aan de ketel bevestigd waren, pasten in deze uitsparingen. [N 57A, 4.10; N 57, 9 add.] II-2, III-3-1
bruid bruid: broed (Schinnen), broeèd (Schinnen), brōēd (Schinnen), brūt (Schinnen), de broëed (Schinnen) bruid [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidegom bruidegom: broedegom (Schinnen, ... ) de bruidegom [brudejam] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: bruudje (Schinnen, ... ), ei bruudje (Schinnen) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] || Een in het wit gekleed meisje in de processiestoet [bruidje, maagdje, ingelche]. [N 96C (1989)] III-3-3
bruidsjapon bruidskleed: breodskleid (Schinnen), broedskleid (Schinnen, ... ) de bruidsjapon, het bruidskleed [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsjonker bruidsjong: broedsjòng (Schinnen), bruidsjonker: broedsjoonker (Schinnen), brūtsjoͅŋkər (Schinnen) bruidegom [DC 05 (1937)] || de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsmeisje bruidsmeidje: broedsmaedje (Schinnen), broedsmēīdje (Schinnen), broedsmèdje (Schinnen), bronkmèdje (Schinnen) het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidspaar bruidspaar: broedspaar (Schinnen, ... ) het bruidspaar [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsportaal bruidsportaal: broedsportaol (Schinnen) Vroeger werd een huwelijk soms ingezegend onder de kerkdeur of in een zijportaal. Hoe noemde men die plek [huwelijksdeur, bruidsportaal]. [N 96A (1989)] III-3-3