e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drie weesgegroeten voorste stuk van de rozenkrans: `t veusjte sjtuk van de roeazekrans (Schinnen) De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
driekoningen driekoningen: driej keuninge (Schinnen), driekeuninge (Schinnen), driekoningendag: driekeunigedaag (Schinnen) 6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] III-3-3
drievoet drievoet: drivōt (Schinnen) De ijzeren driepoot met drie klinkvoeten. Volgens Kn√∂fel (I, pag. 244 en 245) bezit deze driepoot "een grooten en een kleinen voet benevens een stang voor de hak. Staat een der voeten ten gebruike omhoog, dan rust het toestel op de beide andere en blijft daarop staan. De schoen of laars wordt op een der voeten gestoken, waarna de zool of hak met metalen stiften kan bevestigd (geklonken) worden." Zie afb. 67. [N 60, 147b; N 60, 244a] II-10
drievuldigheidszondag drievuldigheidszondag: drievuldigheidszondig (Schinnen, ... ) De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)] III-3-3
driftig kortaangebonden: kort aangeboonje (Schinnen), kwaad: koad (Schinnen), razend: raozend (Schinnen) driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)] III-1-4
drijftol kokkeral: kokkeral (Schinnen) drijftol [SGV (1914)] III-3-2
drijfzand drijfzand: driefzanjd (Schinnen, ... ), driefzanjt (Schinnen) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
drinkbak voor de kippen zuipbak: zūp˱bak (Schinnen) De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c] I-6
drinken drinken: drinke (Schinnen), lessen: lèsje (Schinnen, ... ), lèsjə (Schinnen) drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinkglas glas: glās (Schinnen) drinkglas [RND] III-2-1