e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droesem dras: dras (Schinnen, ... ) droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge verfstoffen amber: ǭmbǝr (Schinnen), chromaatgeel: kromāt˲gē̜l (Schinnen), droogverf: dryɛx˲vɛrf (Schinnen), poederverf: pu.jǝrvɛrǝf (Schinnen), schijtgeel: šīt˲gē̜l (Schinnen) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
dronkaard zatlap: zaatlap (Schinnen), zuiplap: zoeəplap (Schinnen), zôêplap (Schinnen) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
dronken zat: zaat (Schinnen) zat [SGV (1914)] III-2-3
droog blijven het houdt aan: ⁄t wèer hilt aan (Schinnen), overblijven: euverblieve (Schinnen), euvərblievə (Schinnen) droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: drōg (Schinnen), trêûch (Schinnen) droog [DC 45 (1970)], [RND] III-4-4
drop houtkoekwater: outkookwaater (Schinnen), lakrits: làəkrits (Schinnen) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater lakritswater: làkritswaater (Schinnen), schuimpje: sjuumke (Schinnen), sjŭŭmkə (Schinnen) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer kwakkelweer: waggel weir (Schinnen), nat (weer): eine nate zomer (Schinnen, ... ), naat (Schinnen, ... ), naat wèer (Schinnen), náát (Schinnen), regenachtig (weer): rīēgə èchtich wéér (Schinnen), règenechtig (Schinnen), vochtig (weer): voechtig (Schinnen), voegtig (Schinnen) nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen zijpen: hê zieep (Schinnen, ... ), hê zipt (Schinnen, ... ), zièpe (Schinnen) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4