id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34395 | mannelijk lam | bok: buk (Schinveld) | [L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; JG 1b; N 70, 3; R 3, 36; AGV m 3; Wi 12; monogr.] I-12 |
34393 | mannelijk schaap | bok: bok (Schinveld), boǝk (Schinveld), buk (Schinveld), būk (Schinveld) | Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12 |
21918 | mannelijke duif | hoorn: hoare (Schinveld), hoaren (Schinveld) | Mannetjesduif. [SGV (1914)] III-3-2 |
24204 | mannelijke eend | wenderik: wēndǝrek (Schinveld), wɛ̄ndǝrek (Schinveld) | [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12 |
24206 | mannelijke gans | gant: gānjtj (Schinveld) | [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12 |
34446 | mannelijke geit | bok: boq (Schinveld) | [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12 |
18673 | mannenkleren | mansluikleren: mansluuj klejer (Schinveld) | mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18585 | mannenonderhemd | mansluihemd: mansleujhêêmd (Schinveld) | onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3 |
18703 | mantelpak | mantelpak: manjtelpak (Schinveld) | mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3 |
24601 | maretak | haamspeen: haamsjpieen (Schinveld), maretak: maretak (Schinveld) | marentak [SGV (1914)] || maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)] III-4-3 |