id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21348 | nors | moetsetig: mŏĕtsetig (Schinveld) | norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1 |
18334 | nylonkous | nylon: nylons (Schinveld) | nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3 |
24903 | ochtend (vanmorgen | ochtend: mörgevreug (Schinveld), vuer de noons (Schinveld) | s morgens) [SGV (1914)] III-4-4 |
24947 | oever | hangen van het klif: ⁄t hange van et klieef (Schinveld), kant: ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken. kantj (Schinveld), klif: klieef (Schinveld) | oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4 |
24900 | ogenblikje, korte tijd, eventjes | ogenblikje: ps. onder de o staat nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken. oagənblikskə (Schinveld) | ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4 |
33558 | okkernoot | noot: nuet (Schinveld), noatboom: de t klinkt zacht noot (Schinveld) | noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7 |
20547 | olie | olig: aolig (Schinveld), oalig (Schinveld), smout: sjmauwt (Schinveld) | olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3 |
30614 | olieverf | oligsverf: ǭlexs˲[verf] (Schinveld) | Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9 |
23150 | olifant | olifant: Karte 109. olifant (Schinveld) | Elefant. III-3-2 |
17916 | omarmen | omarmvollen: omervele (Schinveld) | omhelzen [SGV (1914)] III-1-2 |