e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nors moetsetig: mŏĕtsetig (Schinveld) norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1
nylonkous nylon: nylons (Schinveld) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
ochtend (vanmorgen ochtend: mörgevreug (Schinveld), vuer de noons (Schinveld) s morgens) [SGV (1914)] III-4-4
oever hangen van het klif: ⁄t hange van et klieef (Schinveld), kant: ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.  kantj (Schinveld), klif: klieef (Schinveld) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblikje: ps. onder de o staat nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken.  oagənblikskə (Schinveld) ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot noot: nuet (Schinveld), noatboom: de t klinkt zacht  noot (Schinveld) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7
olie olig: aolig (Schinveld), oalig (Schinveld), smout: sjmauwt (Schinveld) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
olieverf oligsverf: ǭlexs˲[verf] (Schinveld) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
olifant olifant: Karte 109.  olifant (Schinveld) Elefant. III-3-2
omarmen omarmvollen: omervele (Schinveld) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2