e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruggenwervel wervel: wérvel (Schinveld) [N 10 (1961)] III-1-1
ruif voor de koeien roop: rø̄p (Schinveld) Naar aanleiding van de vraag naar de "verstelbare voerluiken" (2.2.20) werden ook benamingen voor een ruif gegeven. Een ruif met hooi voor de koeien kwam in de oude potstaal nog vaak voor (zie de foto van afbeelding 7 bij het lemma "potstal" (2.2.2), afb. 7); in de stallen met een koeienstand vindt men deze niet meer. Vaak is er alleen in de paardestal een ruif; zie het lemma en de kaart "paarderuif" (2.3.2). [N 5A, 37d] I-6
ruige mest lange mest: laŋǝ [mest] (Schinveld) Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.] I-1
ruin ruin: run (Schinveld) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruiten in het kaartspel ruiten: roeten oas (Schinveld) Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rund rind: renjtj (Schinveld), rēǝnjtj (Schinveld) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
rups rups: roepsj (Schinveld), roepsje (Schinveld), roĕpsj (Schinveld), rŏĕpsj (Schinveld) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] III-4-2
rusten rasten: raste (Schinveld) rusten [SGV (1914)] III-1-2
ruw, hard ruw: roew (Schinveld, ... ), wreed: vgl. Sittard Wb. (pag. 474): vree, hard; harteloos, ongemanierd; ruw, niet glad; taai. ne vreeë kael, een hard en onaangenaam mens.  vriee (Schinveld, ... ) ruw [SGV (1914)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roew (Schinveld, ... ), wreed: vriee (Schinveld) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4