24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
weinig gebruikt
sjläkkenhŭŭske (Q030p Schinveld),
slakkenpotje:
t meest gebruikt
sjläkkepötje (Q030p Schinveld)
|
slakkenhuisje [SGV (1914)]
III-4-2
|
18411 |
slappe vilten hoed |
deukhoed:
deukhood (Q030p Schinveld)
|
hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
schind-aas:
sjinoas (Q030p Schinveld)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-1-4
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
hondsweer:
hōēnjswae‧r (Q030p Schinveld)
|
slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
19355 |
slechtgehumeurd (zijn) |
een hoer hebben:
ĕĕn hoer höbbe(n) (Q030p Schinveld)
|
gemelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
22344 |
slee |
slee:
sjlĕĕj (Q030p Schinveld)
|
slede [SGV (1914)]
III-3-2
|
17930 |
slenteren |
slenteren:
sjlinjtjere (Q030p Schinveld),
slodderen:
sjloedere (Q030p Schinveld),
trampelen:
trampele (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] || slenteren(d lopen) [SGV (1914)]
III-1-2
|
17899 |
slepen |
slepen:
sjleepe (Q030p Schinveld),
šlē.pǝ (Q030p Schinveld)
|
De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)]
I-2, III-1-2
|
24535 |
sleutelbloem |
koekenbloempje:
-
kooke blumpkes (Q030p Schinveld),
sleutelbloem:
-
schleutelbloom (Q030p Schinveld)
|
sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)]
III-4-3
|
24952 |
slib, rivierbodem |
vloot:
vlot (Q030p Schinveld)
|
slib [SGV (1914)]
III-4-4
|