18977 |
slons (slodder?) |
klater:
klater (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
slons [SGV (1914)]
III-1-4
|
19894 |
slot |
slot:
šlǭt (Q030p Schinveld)
|
Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-9
|
18630 |
sluier |
kroontje met sluier:
krêûnke mit sjluier (Q030p Schinveld)
|
sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17577 |
sluik haar |
flets haar:
fletsj haor (Q030p Schinveld)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17836 |
sluimeren |
indoezelen:
i-dōēzele (Q030p Schinveld),
wegzakken:
wégzakke (Q030p Schinveld)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25505 |
sluiting aan de ovendeur |
schoude:
šǭw (Q030p Schinveld)
|
Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b]
II-1
|
18542 |
sluitklep |
klep:
klep (Q030p Schinveld)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20491 |
slurpen |
slurpen:
s-jlurpe (Q030p Schinveld),
sjlurpe(n) (Q030p Schinveld),
slurpe (Q030p Schinveld)
|
je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slorpen [SGV (1914)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17741 |
smaak |
appetijt:
appetiet (Q030p Schinveld),
geschmack (du.):
gesjmak (Q030p Schinveld)
|
smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20601 |
smaken |
smaken:
sjmaake(n) (Q030p Schinveld)
|
smaken [SGV (1914)]
III-2-3
|