e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smidse smidse: šmets (Schinveld) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11
smullen smikkelen: s-jmigele (Schinveld) smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)] III-2-3
snauwen, grauwen grommen: gromme (Schinveld), knoteren: knoetere (Schinveld) snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4
snee brood snede: sjneej (Schinveld) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwen sneeuwen: sjnĭĕje(n) (Schinveld), šnijə (Schinveld) sneeuwen [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: sjniee (Schinveld), sjnîê (Schinveld), ps. boven de beide ‰s staan nog ´; deze combinatieletters zijn niet te maken.  šnēē (Schinveld) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND], [SGV (1914)] III-4-4
sneuvelen blijven: blieve(n) (Schinveld, ... ), in het gras bijten: in ⁄t graas biete(n) blieve(n) (Schinveld) sneven (sneuvelen) [SGV (1914)] III-3-1
snijwonde snit: enne sjnīē‧t (Schinveld), vats: enne vatsj (Schinveld) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snikken snakken: sjnakke (Schinveld), snotteren: sjnôôtere (Schinveld) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snoepen slokken: sjlokken (Schinveld) snoepen [SGV (1914)] III-2-3