e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stelen stelen: steelə (Schinveld) stelen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
stelen, scheefslaan wegpakken: wegpakkə (sich get -) (Schinveld) stelen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
stelling spijsbok: [spijs]˱bok (Schinveld) Doorgaans uit drie poten opgebouwde stellage waar de mortelbak tijdens het vullen op wordt geplaatst. De stelling wordt ook gebruikt bij het beladen van het steenbord. Zie ook afb. 23. Met de termen 'bok' of 'schraag' duidde men in Q 121 een houten schraag met uitstekende dwarsplanken aan. Op de planken werden op heuphoogte van de metselaar de mortel en de stenen gedeponeerd zodat deze zich niet te diep hoefde te bukken. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(mortel)-', '(spijs)-' etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 45c; monogr.; div.] II-9
stempel stempel: štɛmpǝl (Schinveld) Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.] II-1
stempelen stempelen: Karte 422.  stempel(e)n (Schinveld) stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen) III-3-1
stenendrager stenendrager: štēndrē̜.gǝr (Schinveld) De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9
sterven doodgaan: dôêd gaon (Schinveld), sterven: sjterve (Schinveld), sjterve(n) (Schinveld), štɛrvə (Schinveld) sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] III-2-2
sterven van een plant afsterven: aafsjterve (Schinveld) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stiefdochter stiefdochter: štēf˂doͅxtər (Schinveld), šteͅi̯f˂doͅxtər (Schinveld) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: štēfkenjər (Schinveld), šteͅi̯fkeͅi̯ndjər (Schinveld) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2