e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tornen losdoen: losdō (Schinveld), lossnijden: losšni-jǝ (Schinveld) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
touw om het hooi vast te sjorren zeel: zēl (Schinveld) Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.] I-3
traag draal: drōāl (Schinveld) traag [SGV (1914)] III-1-4
trakteren opdissen: vgl. Sittard Wb. (pag. 286): opdösje, opdissen. Dao woort areigel opgedösj, er kwam heel wat op tafel.  opdŭsje(n) (Schinveld), trakteren (<lat.): trakteere(n) (Schinveld) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen leepse ogen: LV leeps ogen bij leepse ogen (*leepsogen) omwille van adj.status.  lêpsj ooge hubbe (Schinveld), leepsogen: lepsjooge (Schinveld) leepogig [SGV (1914)] || oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trap trap: ĕĕne sjmaalen trap (Schinveld) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapleer trapleddertje: trapludderke (Schinveld) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
trechter trechter: trechter (Schinveld) trechter [SGV (1914)] III-2-1
treiteren kwellen: kwêle(n) (Schinveld), transeneren: transeneere(n) (Schinveld) kwellen [SGV (1914)] || sarren [SGV (1914)] III-1-4
trek, eetlust zin: zin (Schinveld) trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)] III-2-3