25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele(n) (Q030p Schinveld)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
22709 |
verschillende knikkerspelen |
kernen schieten:
#NAME?
kaere sjeete (Q030p Schinveld)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
25344 |
verslachten |
uitdrogen:
(het vlees) drø̄xt ūt (Q030p Schinveld)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
versjtänjig (Q030p Schinveld)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
29112 |
verstellen |
stukkeren:
štøkǝrǝ (Q030p Schinveld)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
22349 |
verstoppertje spelen |
piepversteken:
piep versjtêke(n) (Q030p Schinveld)
|
schuilevinkje spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
versjtøkke (Q030p Schinveld),
versjtøkt (Q030p Schinveld)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
32577 |
verteerde mest |
korte mest:
kǫrtǝ [mest] (Q030p Schinveld)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stoake (Q030p Schinveld)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen kalk:
vǝrzǭpǝ kalǝk (Q030p Schinveld)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|